Bo's reisverhalen

Girlstalk

Hallo allemaal!

Al ben ik 's ochtends altijd wakker als de meisjes op het basketbalveld oefeningen moeten doen, ben ik toch snel afgehaakt om ook klaar te staan en mee te doen. Sister Pavalaranee gelast het te vaak af. Het is de tijd van het regenseizoen, -en dan bedoel ik niet zomaar een regenseizoen. Nee, elke dag komt de regen met bakken uit de hemel vallen..! Het klettert zo hard naar beneden dat de stralen van druppels meer dan een halve meter omhoog springen, uit elkaar spattend in tientallen kleine drupjes door de razende snelheid waarmee ze op de grond terecht komen. Werkelijk een prachtig gezicht. De temperatuur daalt dan ook naar aangenaam: van boven de 40 graden Celsius tot rond de 30 graden Celsius. Het wonderlijke is, is dat de donkergrijze tot zwarte regenwolken net zo plotseling gaan als ze komen. Het ene moment denk ik dat er geen einde aan de stortbui komt en het volgende moment brandt de zon er alweer hevig op los. Het laatste veroorzaakt een wat broeierig en benauwde atmosfeer, maar dat trekt snel weg. De meisjes zijn meer dan blij met de ochtendbuien: opstaan moeten ze toch wel.

Het is anders om omgeven te zijn door meisjes. Iedereen is zorgzaam en lief. Geen gesjor en geduw, maar echte meisjesbezigheden. Heerlijk dat gekakel en gefrutsel. Het contact dat ik heb met de meisjes op school verschilt met het contact dat ik heb met de hostelgirls. Op school ben ik docent, maar in het Hostel ben ik naast docent ook hun grote zus. Ik stel me open en geef ze mijn vertrouwen. Voor mij is het even zoeken naar een goed evenwicht tussen het zijn van hun docent en het zijn van hun grote zus tijdens mijn lessen, want er moet natuurlijk wel gestudeerd worden. Binnen de grades ontdek ik ook verschillende niveau's, waar ik zo mogelijk op probeer in te spelen. Zoals bijvoorbeeld het verschil in wel of niet (hardop) kunnen lezen, hun uitspraak en de beheersing van de grammatica.

Hier volgt een stukje huiswerk dat ik heb overgenomen van het origineel (inclusief het gebruik van hoofdletters en interpunctie). Er moet nog veel gebeuren...
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Joke news - Made by Ayesha (grade 7), Muneera (grade 8), Nimesha (grade 8), Miruthula [Mithu] (grade 9)

Good morning
Hedlins

Dilakshana Take chain and Run.
NiPonsiya is lost
kaslida is Teth
Bo go to golan.
munee is vin in the cricet.

News in details.

* Dilakshana yestar day morning St / mary's college Teachers chain Tak in the chain. and. now polis look For Dilakshana
* yestar day morning NiPonsiya is lost sam body tak in the car and go.
* To day morning kasilda it is Tath becaus night Full very Fever and Tath.
* Bo Yestarday Run golan. all children look for Bo.
* yesdarday sri Lanka and. India Play cricket. munee team is vin Sri Lanka. team.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadat Grade 10 heeft geklaagd bij Sister Pavalaranee, omdat ze geen les van mij krijgen, maar dat wel heel graag willen, geef ik 's middags les aan nóg een grade. Naast het werken aan de opdrachten uit hun schoolboeken, vul ik mijn lessen ook in met het geven van dictees, het (laten) voorlezen van verhalen, het zingen van liedjes en het leren van spelletjes.

Soms help ik 's avonds een aantal meisjes ontkomen aan de voortdurende studietijden. Op een betonnen wasbak, waar de Sisters ons niet kunnen zien, ga ik gezellig met de meisjes zitten. Ze weten niet hoe dicht ze tegen me aan moeten kruipen. Twee meisjes liggen met hun hoofd op mijn schouders, twee over mijn benen en één hangt daar nog overheen. Ik streel ze zachtjes door hun haren, terwijl we fluisterd praten. 'Bo Akka, I love you.', zegt een van hen. 'I love you too', antwoord ik, waarna ze haar hoofd nog dieper in mijn been lijkt te drukken. 'Bo Akka? We sleep?', vraagt een ander. Ik knik en binnen no time vallen ze alle vijf tevreden in slaap. Ik meen zelfs een glimlach te kunnen zien. Meteen weet ik wat ze missen: warmte, vertrouwen en liefde, heel veel liefde. Ik weet dat ik nooit alles kan geven wat ze nodig hebben, maar op dit moment kunnen ze in ieder geval even onbezorgd zijn. Ik kijk naar boven waar de sterren schitteren als kleine diamantjes. Ik voel dat het goed is.

Liefs, Bo

Van boys naar girls

Hallo allemaal,

Als ik al een tijdje wakker lig, hoor ik een geluid dat ik niet meteen kan plaatsen. Droom ik? Het geluid versterkt met de minuut sjoef-sjoef-sjoef. Ik sta op en kijk uit het raam. Het is nog pikkedonker. Rond het basketbalveld, waarop mijn kamertje uitkijkt, bewegen zich allemaal schimmen. Ik kan de meisjes van het Marian Hostel nog maar net onderscheiden. Ik weet meteen dat het 05.00 moet zijn, want dan begint hun dag met het rennen van tien rondjes om het veld. Het geluid van sloffende slippers vult de nog duistere en stille ochtend. De meisjes zijn moe en hebben een hekel aan rennen, al helemaal op dit tijdstip. Erg hard gaat het dan ook niet, tot op het moment dat Sister Pavalaranee, hoofd van het hostel en St. Mary's College, verschijnt. Hun minipasjes worden iets groter en het geslof vervaagt. Ze zijn met te veel om allemaal in dezelfde cirkel om het veld te gaan, dus is er een binnenring en een buitenring, die in tegengestelde richting ten opzichte van elkaar draaien. Na het rekken en strekken en de ademhalingsoefeningen, verplaatst de hele groep naar een Mariabeeld op de binnenplaats, waar ze de ochtend een welkom toezingen. Daarna verdwijnen ze naar de slaapvertrekken om zich te wassen en te verkleden.

Zelf spring ik ook snel onder de ijskoude (!) douche en maak me klaar om samen met de Katholieke meisjes naar de kerk te gaan, op het terrein van het Marian Hostel. De kerkdienst duurt ongeveer een uur: van zes tot zeven. Ik zit naast Sister Vigita en kijk hoe de meisjes zich haasten naar hun plek. Ze dragen allemaal hun schooluniform en hebben keurig haar: de oudere meisjes twee vlechten met strikken van zwarte linten, de jongere meisjes klipjes of een diadeem. Sister Vigita overhandigt me een boekje. Ik sla het open, maar heb er niks aan, want alles is in Tamil geschreven. Tamil is de taal die in het noorden van Sri Lanka aangehouden wordt. Ik herken wel een paar woorden, die in het Singalees hetzelfde zijn. Ik luister met genoegen naar de klanken, die fraaier klinken dan het gedreun dat ik gewend ben van de jongens. Na een paar dagen prevel ik al met ze mee in de kerkbanken, zonder idee te hebben wat ik eigenlijk zeg, maar ik ben ervan overtuigd dat het niet verkeerd kan zijn.

Onder de hostelgirls zijn ook Hindi- en Moslimmeisjes. Die gaan niet naar de kerk, maar moeten klusjes doen, waaronder planten verzorgen, bladeren vegen en helpen in de keuken. Door een drietal meisjes wordt het ontbijt vanuit een grote kookpot over 67 borden verdeeld. Zo gauw het opgeschept is, luidt een van hen de bel en komt iedereen naar de eetzaal. Daar stellen ze zich in twee rijen op om te bidden, ditmaal doet iedereen mee. Een van de kitchen aunties loopt langs met een bamboestok. Sta je niet recht genoeg, bid je niet hard genoeg of word je erop betrapt helemaal niet te bidden, dan kan je een tik verwachten.

Het ontbijt is altijd simpel: kleine ronde groen/bruine bonen met kokosnootrasp, kikkererwten met rode chilipepers, brood met sambal (zoals ik dat ken uit Maggona: kokosnootrasp met rode chilipepers en ui), melkrijst of ballen die zijn gemaakt van bloem, kokosnootrasp en suiker. Naast het ontbijt krijgen ze ook elke ochtend thee of koffie, dat beter energydrank genoemd kan worden: in één liter doen ze 9 soeplepels suiker! Echt mierzoet, om misselijk van te worden.. Met een plastic maatbeker scheppen ze het uit een emmer. Zo'n zelfde emmer die wij gebruiken om onkruid in te verzamelen als we in de tuin werken. Al moet ik zeggen dat ik liever uit onze tuinemmer drink, dan uit deze emmer.

Ik eet in de keuken samen met een van de meisjes, Mithu. Ze is door Sister Pavalaranee aangewezen als mijn persoonlijk hulpje en ze doet dat met volle overgave. Zo wacht ze me 's ochtends op, wil ze na het eten mijn bord afwassen, wat ik uiteraard gewoon zelf doe; ze brengt me thee en tussendoortjes tijdens mijn middaglessen en begeleidt me 's avond naar mijn kamer. Al snel is ze niet langer mijn hulpje, maar mijn lieve aandachtige zorgzame kleine zusje. Zij en de andere meisjes noemen me Bo Akka, wat grote zus Bo betekent.

De fietsenrekken van het St. Mary's College, een Primary-, Secondary- and High School, waarvan alleen de High School al zo'n 1200 meisjes telt, beginnen vol te stromen als ik naar mijn eerste les loop. Het is een mooi gezicht: ze zien er allemaal hetzelfde uit. Ook de docenten zijn allemaal hetzelfde gekleed. Ik baar heel wat opzien, want hier ben ik wel heel erg opvallend en wit. Ik word de eerste paar dagen dan ook regelmatig schaamteloos uitgelachen, maar gelukkig draait dat snel bij. Het Marian Hostel bevindt zich op het terrein van het St. Mary's College, dus ik zou er binnen vijf minuten kunnen zijn, als ik onderweg niet steeds word aangesproken... Zowel de leerlingen als de docenten vinden me interressant en knopen dan ook graag een gesprekje aan. Vrolijk lachende meisjes, sommigen ietwat verlegen en verscholen achter anderen, zeggen als ik voorbij loop in koor: ‘Good morning Bo Teacher!', waarbij ze hun handen vouwen in de gebedshouding, hun vingers gestrekt tegen elkaar.

De schooldag begint al zeer gedisiplineerd. Alle meisjes stellen zich muisstil op in rijen, gecoördineerd door de Sisters en docenten, voor hun eigen schoolgebouw. De school bestaat uit verschillende gebouwen, die opgedeeld zijn naar de verschillende grades: van grade 1 tot en met grade 13. Op het teken van een van de coördinatoren beklimmen de meisjes, klas voor klas, de trappen, dan pakken ze de eerder begonnen gesprekken weer op of beginnen nieuwe. Het is een gezellig gekakel. Tja, het zijn niet voor niets meisjes.

Mijn rooster is heel onregelmatig, maar dat hindert niet, want op de momenten dat ik geen les geef, bereid ik mijn volgende lessen voor. Heel efficient. Ik heb zo'n 100 middelbareschool leerlingen, verdeeld over drie klassen, die ik elke dag les geef. Het lesgeven bevalt me erg goed. Ik laat ze hardop lezen en verhaaltjes schrijven, ik leer ze grammatica, werkwoordspelling en zinsopbouw en ik toets hun vorderingen, die ook echt meetellen voor hun overgangsrapport. Mijn leerlingen zijn eigenwijs, en ook oplettend en ijverig, maar boven alles zijn ze ontzettend lief. Elke dag word ik overspoeld met cadeautjes. Een meisje komt verlegen op me afgestapt, steekt haar handen vol versgeplukje bloempjes voor zich uit en zegt: ‘Bo Teacher, for you.'. Ik neem ze aan en steek ze in mijn haar. Ze noemen me ook wel ‘Flower girl' en ‘Butterfly'.

Alle lessen beginnen en stoppen gelijktijdig. Aan het einde van elke les gaat er een buzzer en staan alle leerlingen op. Dan bidden ze in het Engels(!) aan de hand van een bandje en daarna zingen ze een lied in Tamil. Wanneer ik aanstalten maak om het lokaal te verlaten, zeggen alle nog rechtop staande studenten tegelijk: ‘May God bless you and please meet you teacher!'. Mijn collega's kunnen na deze woorden altijd ongehinderd naar de docentenkamer of naar hun volgende les, maar ik kom niet zo makkelijk weg. ‘Bo Teacher, oooh Flowergirl, you so beautiful', zegt een van mijn leerlingen, terwijl ze mijn hand vastpakt en er zachtjes over begint te aaien. Een ander valt haar bij: ‘Oh, Bo Teacher, you beautiful, you same doll.'. Weer een ander raakt voorzichtig mijn haar aan, maar trekt snel haar hand terug na een boze blik en een afkeurend woord van een van haar klasgenootjes. Inmiddels voegen zich ook leerlingen van andere klassen rond de clan om mij heen: ‘Teacher? What's your name? ... Ah! Nice name!'. Een meisje stapt vanuit een giechelend groepje dat iets verderop staat op me af. Ik zie nog hoe de andere meisjes aan hun neus voelen als ze begint te spreken: ‘You nose alagu... uhh... beautiful, teacher!'. ‘Teacher? Teacher..?', een van mijn leerlingen trekt aan mijn arm, waarna ik haar aankijk en zij vervolgt: ‘Miss Bo... You look so smart, teacher!'. Deze opmerkingen, vleiend en soms ook ietwat gênant, komen de hele dag voorbij.

Na school kleden de meisjes die in het Marian Hostel wonen zich om: uniformen uit, en vrolijk gekleurde jurkjes en rokjes aan. Daarna gaan we lunchen. Opnieuw zetten drie meiden 67 borden klaar en klinkt de bel voor het eten. De lunch is altijd uitgebreid: rijst met verschillende soorten curries. De curries uit het noorden, Tamil-style, zijn anders, maar heerlijk! Voor mij is niets meer te pittig. De 3 kitchen Aunties zijn dol op me, vooral Maler Auntie. Ze kan geen genoeg van me krijgen. Ze wil voortdurend aan me zitten, me knuffelen, zoenen, aan m'n haar wriemelen of in mijn wang knijpen. De andere Aunties, Grace Auntie en Rohini Auntie, willen voornamelijk foto's maken en me koppelen aan een van hun zonen.

Na de lunch bereid ik mijn middaglessen voor. Deze lessen zijn alleen voor de hostelgirls van grade 6 t/m 9. Van 15.00 tot 18.00 melden zich om de beurt de verschillende grades bij mij. Ik heb een heel eigen gebouwtje, daar geef ik mijn lessen in de voorhal: zittend, dan wel liggend, in een kring op de grond. Overal zwerven boeken, schriften, pennen en potloden. Onderling maken ze ruzie wie naast mij mag zitten en welke grade wanneer aan de beurt is. Ze houden zelf de tijd in de gaten, tenminste de grades die volgen, want eigenlijk willen ze nooit dat een les is afgelopen. Ze smeken me om verlenging, klampen zich aan me vast en weigeren te vertrekken. Pas wanneer ik zeg dat de les van morgen niet doorgaat als ze niet snel verdwijnen, druppelen ze teleurgesteld af. Voor de deur draaien ze zich nog om en zeggen om de beurt: ‘May God bless you and please meet you teacher! Bye Bo Akka!' ‘Boka? Boka? Boka..?!' [ik kijk op] ‘Bye! Bo Akka..! Bye!'

Om 18.00 begint het bidden in de chapel met meteen daarna de bible sharing voor de Katholieke meisjes. Hindoes en Moslims zitten in de galerij naast de chapel en turen in hun schoolboeken. Rond half acht gaat nogmaals de eetbel en komt iederen uit de chapel, en van de vloer waarop ze hun huiswerk maken, naar de eetzaal. Het avondeten is exact hetzelfde als de lunch, maar dan koud. Dat is echt niets voor mij: koud eten... Maar alles went. Echt.

Vanaf 20.00 moet iedereen weer aan de zelfstudie. De jongere meisjes tot 21.30, de ouderen tot 22.00. Ik ben vrij om te doen wat ik wil. Meestal ben ik zo uitgeput dat ik naar mijn kamertje ga, douch en lekker in bed ga liggen.

Veel liefs, Bo

Samen Onderweg

Hallo allemaal!

Na een warm en vrolijk mamaweerzien en een uitgebreide kennismaking met de jongens; hun onderkomen; hun leefstructuur en het terrein van Don Bosco hebben we twee superleuke dagen bij het Boys' Home. De jongens zijn enorm geïnteresseerd in 'amma Bo' en voeren soms lachwekkende shows op. Het is warm: zelfs de Sri Lankanen puffen en steunen onder de last van de hitte: het is dik boven de 40 graden. Wij passen onze bewegingen en ons tempo aan. Na twee dagen verlaten we bepakt en bezakt -want alles moet mee- Maggona voor de tocht naar het St. Mary's College in Trincomalee. We hebben onze reis nauwkeurig uitgestippeld, want we willen veel zien in een korte tijd. Eerst met de trein naar Colombo en dan via Kandy, Badulla en Ella terug naar Kandy en vervolgens via Dambulla met de bus naar Trinco.

We besluiten zo veel mogelijk met de public services te reizen, en dan vooral met de trein. Het rollend materieel hier is van lang geleden: zeker 150 jaar oud. Maar het rijdt. Een dikke vette dampende diesel trekt een lange sliert wagons door het landschap. En hoe! Alle ramen en deuren staan open en overal staan, hangen en leunen mensen frisse lucht te happen. Zo gauw de sleep in beweging is, krijg je aangename rijwind, want de gammele ventilatortjes kunnen niet verhinderen dat iedereen in no time doorweekt is. Die 'frisse' lucht valt trouwens wel mee: de helft van de tijd adem je de uitstoot van de dieselloc in: niet gekatalyseerde, ongefilterde halfverbrande dieselroet. Na een treinreis van zo'n 9 uur hebben we het gevoel dat we van binnen net zo smerig zijn als van buiten. Maar niemand maalt erom. Wij dus ook niet.

De trein is een echte bezienswaardigheid, omdat ie maar twee keer per etmaal voorbijkomt: iedereen zwaait naar de passagiers en er wordt druk teruggezwaaid. En iedereen lacht. Wij ook. Het is leuk om zo te reizen. Ook als we de eerste vier uur moeten staan -de kans op omvallen is nihil: we staan strak op elkaar geperst- en zelfs als na een tijdje een penetrant stinkende pisrivier de coupé instroomt: de wc kan het niet bolwerken... Jekkie. Maar leuk. We zetten een van de rugzakken een etage hoger, want we willen geen plaszak... Toch wel fijn als we de laatste 5 uur kunnen zitten. De railcatering is hier trouwens fantastisch! Telkens als de trein vaart mindert, springen er kleine tanige mannen aan boord, met manden vol heerlijkheden. Vers geschilde ananas en mango; pindarepen, zoete broodjes en allerlei gefrituurde dingetjes. Ieder zijn eigen specialiteit en zijn eigen verkoopriedeltje. Als we 'Waddiewaddieieie!' horen roepen, letten we op, want de maiskoekjes van de waddieman zijn super lekker! Na negen uur treinen zijn we verzadigd van de waanzinnige vergezichten en de pisstank. We zijn compleet geshaket, want die trein waggelt en schudt als een wilde.

De frequentie van het treinverkeer is vele malen lager dan die van het busverkeer: de meeste mensen pakken de bus, wat overigens ook een stuk sneller is. Toch is het niet ongewoon om 3 uur heen en 3 uur terug in de bus onderweg naar je werkt te zijn. De meeste bussen hebben veel haltes, waar ze eigenlijk nauwelijks stoppen; hooguit om er wat mensen uit te laten. Wil je erin? Dan zal je op een rijdende bus moeten springen, -op een kluitje. En iedereen moet mee, dus iedereen gaat ook mee. Letterlijk uitpuilend OV.

De bussen baren geen opzien in het stads- en streekvervoer: niemand zwaait. Er zijn zeker zes keer meer bussen dan auto's en ze komen echt overal. Ze banen zich luid toeterend een weg door het gekrioel van tuktuks, brommers, auto's en -vooral- medebussen. Er gaan nog geen 20 seconden voorbij zonder geclaxonneer, behalve als het bord ‘verboden te toeteren' opduikt (bijvoorbeeld bij tempels). Wonder boven wonder houdt iedereen zich eraan.

Het is altijd druk op straat. Rond 07.15 uur zie je veel kindertjes in uniform naar school gebracht worden door 1 of soms zelf 2 ouders. Kinderen worden heel zorgzaam behandeld. Heel veel moeders lopen rond met en slapend kindje dicht tegen zich aan: van ieniemini zuigelingteje tot peuters van zo'n 2,5 jaar oud. Ouders en kinderen hebben plezier samen en zijn lief voor elkaar: vader frommelt een muts (!) op het hoofdje van zijn baby; dochter veegt met een zakdoekje -dat ze uit haar schooltas tovert- de zweetdruppels van haar moeders voorhoofd.

Het is heet, het is druk en niemand ergert zich aan wat dan ook. Iedereen is rustig en gelaten. En opgewekt. Drie talen in 1 land (Singalees, Tamil en Engels) en heel veel mensen van diverse oorsprong en met uitgesproken eigen geloofsovertuigingen: er is een grote diversiteit in dit land. De allerarmsten en de allerrijksten en alles wat ertussenin zit, ontmoet elkaar op straat. En geen onvertogen woord of gebaar. Tenminste in het midden en zuiden van het land. In het noordelijke deel is het anders: het straatbeeld wordt bepaald door roadblocks, militairen met automatisch wapen en politie. De hoofdwegen staan onder politiebewaking: om de 300 meter een agent. Ze hebben niet veel te doen; sommigen staan -letterlijk- uit hun neus te eten. De sfeer in het noorden is een stuk grimmiger dan zuidwaarts; mensen zijn meer in zichzelf gekeerd, norser en haastiger.

Een plaatselijke tuk-driver in het noorden durft ons -nadat hij ons al drie keer eerder vervoerde- er wel wat over te vertellen. Een bevriende tuk-driver is omgekomen bij een aanslag; zijn eigen tuk is beschoten, want hij staat op de dodenlijst. Alleen vanwege geloofsovertuiging. Verhuizen naar een vrediger deel van het land doet hij niet; niet zolang zijn oude vader en moeder nog in leven zijn. Zijn tuk-verdiensten deelt hij met zijn bejaarde ouders. Hij laat ons foto's zien van een opgeblazen tuk: zijn vorige. In de huidige zit een kogelgat. Brr.

Behalve veel mensen, veel bussen en een overweldigende natuur, heeft Sri Lanka ook honden. Heel veel honden. Ze zijn van niemand, ze doen niks en ze zijn overal. Het is een klein tot middelgroot formaat, in alle denkbare kleurstellingen. Overdag liggen ze voor pampus in de schaduw en wordt het 's avonds iets minder heet, dan staat er eens eentje op om een beetje eten bij elkaar te scharrelen. Ze worden doorgaans met rust gelaten door iedereen, ze blaffen bijna nooit en je kunt rustig over ze heen stappen. Maar ligt er eentje echt in de weg, dan deinst de Sri Lankaan er niet voor terug een meedogenloze schop uit delen. Echt zo naar om te zien. En zo treurig voor die beesten. Kom je er eentje tegen die wakker is en praat je een beetje tegen 'm, dan blijft ie staan en begint heel zielig te huilen. Ze zijn vast eenzaam, ook al zijn ze met heel veel.

Vogels zijn er in soorten en maten: heel prachtig fel-gekleurde en onooglijk kleine, maar je hoort altijd overal hun gezang, ook middenin de stad. Naast de duizenden muskieten, stikt het hier ook van de cobra's; dieren waar de Sri Lankanen totaal niet blij mee zijn. Laat er een zich zien, dan wordt ie zonder pardon doodgemept en van het terrein verwijderd. Apen zijn er ook in overvloed: die kunnen een plek echt 'enteren' en alles verwoesten. Ze worden met steentjes uit een katapult beschoten. Ook als het een kleintje is of een moeder met jonkie. Wordt er eentje geraakt, dan krijst ie het uit van de pijn. De anderen weten dan wel meteen dat het een onveilig gebied is en ze beter uit de buurt kunnen blijven. En wat wij echt supergriezelig vinden: er zijn hier hele grote kakkerlakken. Steven (onze held!) heeft er een gevangen die in onze kamer rondsprintte.

Leo en Steven (vader en zoon) hebben twee weken lang allerlei projecten bezocht, die Leo al jaren steunt (onder andere het St. Mary's College). Ze zijn nog bij me langsgekomen bij Don Bosco en later zijn we samen naar het olifanten weeshuis gegaan.

Wat een tocht! Wat een natuur! Wat een mensen! Wat een land! Wat een ervaring! Er is zo veel te observeren en zo veel mee te maken, dat onze reis maanden geduurd lijkt te hebben. Inmiddels is mam weer terug in Nederland en ben ik aan het werk op het St. Mary's College.

Liefs,
Bo

Geen afscheid

Hallo allemaal,

De dagen gaan snel: de tijd vliegt! Iedere dag leer ik de jongens steeds iets beter kennen en raken we meer en meer gehecht aan elkaar. Ze zijn stuk voor stuk bijzonder. Mooie kinderen: samen lachen, zingen, dansen en stoeien, zelfs tijdens het werk. Achter al deze vrolijk ogende jongens zit een historie, een eigen verhaal. De verhalen blijven verborgen, maar ik zie hoe hun achtergrond het dagelijks leven beïnvloedt. Nu ik ze beter ken, zie ik het aan hun houding, de manier van lopen, in hun ogen.

De één heeft (voor zijn eigen leven) moeten vechten in de oorlog als kindsoldaat, heeft mensen dood zien gaan en heeft zelf moeten doden. Een ander is gedumpt, omdat z'n vader of moeder hertrouwd is. Het is in Sri Lanka niet toegstaan om kinderen uit een vorig huwelijk te houden. Twee broertjes hebben hun moeder in de fik zien gaan en zijn zelf nog net op tijd gered door hun oma. Ouders of familieleden zijn te arm om voor de kinderen te zorgen en brengen ze hier onder. Er zijn ook wezen door onder andere de tsunami in 2004. Kinderen die thuis worden mishandeld, worden door de kinderbescherming overgeplaatst. En er worden kinderen van de straat gehaald.

Bij Don Bosco krijgen ze de ruimte zichzelf te ontwikkelen, te groeien en een toekomst op te bouwen. Ze leren hier wat goed is en wat niet goed is, samen- en zelfstandig werken, en ze leren hun plaats in het systeem in te nemen. Wat de jongens hier niet krijgen, zijn persoonlijke aandacht en liefde. En dat is juist wat deze kinderen zo hard nodig hebben. Hier ligt de focus niet op dat wat de jongens goed doen, maar alleen op dat wat ze niet goed doen. Aan beloningen doen ze niet, straffen des te meer.

Uncle ‘Stok' is gepromoveerd tot Sir ‘Stok' en blijkt Markse te heten. Het zal wel duidelijk zijn dat het niet gewoon een wandelstok is. De jongens worden ermee geslagen. Niet alleen Sir ‘Stok', maar ál het observerend personeel slaat. Bij gebrek aan een stok wordt het gewoon met de hand of het dichtstbijzijnde voorwerp gedaan. Mij is ook een stok aangeboden, maar ik heb die resoluut afgeslagen. Zijn ze gek geworden ofzo..?! Nee, ik doe daar niet aan mee. Bij de eerste paar slagen die ik meemaakte, kromp ik inelkaar, werd ik acuut misselijk en kreeg ik de neiging er tussenin te gaan staan om de klappen op te vangen. Intussen is er toch een soort vrede in mij ontstaan: hier is het normaal, het is de norm. Ik realiseer me dat ik niet de persoon ben om er verandering in te brengen. Ik wil het wel, maar ik kan het niet.

En alles wat de jongens zien, doen ze na. Ze slaan elkaar met stokken of gooien met stenen. Vaak zonder enige aanleiding. Er glijden dagelijks heel wat tranen over de jongenswangen.

Ik heb geprobeerd ze ook iets anders te laten zien: dat ik ze waardeer en respecteer en persoonlijke aandacht voor ze heb. Ik zie ze dan ook niet als een grote groep jongens, maar als 62 bijzondere individuën.

De zes weken Don Bosco zitten er voor mij bijna op, maar ik kan het niet voor elkaar krijgen om in een keer afscheid van ze te nemen, dus ik heb nu al besloten dat, voor ik eind november het land verlaat, ik ze nog een paar dagen ga bezoeken.

Mam hangt nu nog in de lucht, maar ik hoop haar vanaf morgen mee te laten genieten van mijn nieuwe wereld. Ik kijk uit naar het weerzien.

Liefs, Bo

Blij&Gelukkig

Goede middag!

Ik word steeds vroeger wakker, dus mijn ochtendritueel verandert. Ik ben nu meestal al bij de jongens, voordat ze opstaan. Om 5.00 gaat daar de bel om wakker te worden. Ik loop in de duisternis naar Don Bosco en moet opletten waar ik mijn voeten zet: kleine kikkertjes (ongeveer een centimeter bij een centimeter) springen over het (half) geasfalteerde weggetje.

Slaperige koppies komen tevoorschijn vanuit het slaapvertrek, een gebouw met vier verdiepingen..! Voorheen sliepen hier 120 jongens. Er zijn nu slechts twee verdiepingen in gebruik. Als de jongens me zien, word ik overspoeld met goede morgens: 'Bouwouww! Good morning!' en 'Good morning, Bo!'. Voor het ontbijt wordt er gebeden in de kerk, de chapel. Ik word niet veel wijzer uit hun woorden, maar ik kijk naar de in rijen opgestelde jongens en luister naar de bijzondere klanken die ze voortbrengen.

Na het ontbijt hijsen de jongens zichzelf in hun schooluniformen, poetsen hun schoenen en brengen talkpoeder aan op hun gezicht. De verschillende scholen liggen niet dicht bij elkaar, dus iedere groep jongens heeft een andere vertrektijd. Het vertrekken gaat wel volgens een vast patroon. Ze vormen een rij van klein naar groot, twee aan twee, hand in hand. Wanneer Quinton, Mary Aunty of ik de binnenkant van onze handen met de vingers naar boven gericht tegen elkaar aanleggen, draaien ze zich allemaal tegelijk richting ons, doen hun handen op dezelfde wijze en zeggen: ‘Praised be Jesus Christ'. De meesten zeggen overigens meer iets als ‘Pjeej Sji-Sjaj'.

De ene keer loop ik met de Tamilschool jongens mee (vertrek 6.30), de andere keer met de Dyalagoda School jongens (vertrek 7.00) en weer een andere keer met de St. Vincent School jongens (vertrek 7.20). Ik verdeel het eerlijk, want ze willen allemaal dat ik meeloop.

Op de scholen vinden ze me heel interessant, zowel de kinderen als de docenten. De kinderen verzamelen zich allemaal om me heen. Ik voel me dan net een bezienswaardigheid. ‘Kom dat zien: een blanke!'. Mijn jongens vinden dat geweldig, want zíj kennen mij. Dat is dan cool ofzo. Ook iedere keer dat er opweg naar school naar me wordt geroepen of getoeterd, kijken ze me met een brede grijns aan. Michael, een van de oudere jongens, kijkt me juist bezorgd aan en zegt: ‘You careful, OK? You walk back.' Ik verzeker hem ervan dat ik voorzichtig zal zijn. Hij lijkt gerustgesteld.

De weg waarlangs we moeten lopen om naar de Tamilschool te gaan, is dezelfde weg die ik neem om boodschappen te doen. De ene keer doe ik dat met een tuktuk [toektoek] (naar supermarkt FoodCity in Beruwala), de andere keer op een heren mountainbike (naar supermarktje Wykirama in Maggona). Ik heb een vaste tuk-driver, Gunaradna. Ik kan hem bellen wanneer ik wil en hij staat altijd voor me klaar. Hij komt me zelfs opzoeken bij het Boys Home om me van te voren te melden dat hij de volgende dag zelf onderweg is, dus dat hij me niet naar FoodCity kan brengen. Geweldig toch? Ik doe daar maximaal één keer per week boodschappen.

De tuk is echt the master of the road. Vergeleken met andere voertuigen is hij klein, maar scheuren kan ie zeker. We worden vaak genoeg in het nauw gedreven door passerende bussen en vans, maar Gunaradna manoevreert ons zonder enige moeite langs en tussen de passerende massa. We moeten uitwijken voor koeien, fietsers en wanderlaars. Dan is het slechts een kwestie van hopen niet door een van de tegenliggers overreden te worden, die geregeld op de verkeerde helft van de weg rijden. De weg loopt langs de zee. Ze is zo dichtbij en ik zie haar veel te weinig. Ik ben pas één keer in de zee geweest, tegen het advies in: rode vlag. Echt heerlijk! Golven van meer dan twee meter sloegen over me heen. Als ik de zee zo zie vanuit de tuk, dan verlang ik naar een verkoelende duik. Er zijn viskraampjes met vers gevangen vis en dry fish: stinken..! Oef! De reeks opgestelde kraampjes is te lang om mijn adem in te houden. Er staan statues van onder andere Boeddha, Jezus en Maria langs de weg, de meesten omgeven door een glazen kast. De mensen stoppen bij de beelden, raken het glas aan, zeggen iets binnensmonds, buigen of sluiten hun ogen. Ik vind het bijzonder om te zien dat de verschillende geloven zo vredig naast elkaar leven. Het is zo'n 20 minuten rijden naar Beruwala, maar de tijd vliegt voorbij.

FoodCity; walgelijke naam. Het liefst ga ik rechtsomkeert bij het lezen van die naam, dus lees ik ‘m niet. De Engelse taal is alom aanwezig, toch spreekt vrijwel niemand het. Een man in een pak met manchetknopen opent de deur voor mij. Hij knikt en glimlacht. Ik knik en glimlach terug. Je moet hier zeker geen haast hebben. Het is geen probleem om eerst gevallen rijstkorrels bij elkaar te vegen om dan uiteindelijk het fruit, waar ik al een kwartier mee in mijn handen sta, te wegen. Eenmaal bij de kassa wordt eerst het aantal plasticzakjes geteld, voordat de cassière me begroet, me vriendelijk een goede morgen wenst en de producten, die ik inmiddels allemaal op elkaar gestapeld voor haar neer gelegd heb, traag (!) begint te scannen. De helft van de producten staat niet in het systeem, waardoor de prijs dus handmatig moet worden ingevuld. Denk vooral niet aan Albert Heijn. Daar is met moeite te onderscheiden welke bliep van welke kassa afkomstig is. Toch is FC een supermarkt van hoge klasse en is niet te vergelijken met de tig supermarktjes -metalen kooien- die overal, zelfs in de meest fgelegen en kleine steegjes, te vinden zijn. Als ik klaar ben met het inpakken van mijn boodschappen, opent diezelfde man de deur opnieuw voor mij en loop ik naar Gunaradna, die in de tuk op me wacht.

Ik kan Gunaradna álles vragen. Zo heb ik potloden nodig voor mijn lessen, dus vraag ik hem: ‘Do you know a place where they sell pencils?'. Hij kijkt me niet begrijpend aan, dus ik herhaal: ‘Pencils. PEN-CILS...' [Ik maak er schrijfbewegingen bij.] ‘... You know? Writing? Pencils? Pen? Pen-CILS'. ‘Aaaah! Pencils!', zegt hij en lacht tevreden. Vervolgens brengt hij me naar een slipperzaak... Tja, soms verloopt de communicatie wat moeizaam, maar hij parkeert de tuk en gaat samen met mij winkeltjes in en uit opzoek naar potloden. En we vinden ze, natuurlijk.

Het lesgeven is ontzettend leuk. Wanneer ik in het lokaal ben, word ik niet langer Bo of Boooouuww genoemd, maar spreken ze me allemaal aan met teacher. Ik probeer zoveel mogelijk in te spelen op de verschillende niveaus, zodat iedereen gemotiveerd blijft: van heel easy tot gevorderd. De een geef ik nog steeds het alfabet (kapital en simple) en de getallen van nul tot en met tien, de ander geef ik tekeningetjes, die hij dan met woorden moet matchen. Ik leer ze woorden als sun, moon en cloud, dierennamen als lion, parrot, cat, tiger, dog, elephant etc. en de kleuren. Eerst laat ik ze de woorden uitspreken door mij na te zeggen, daarna moeten ze schrijven aan de hand van mijn schrijfsels in hun schrift. De één krijgt de woorden in kapital in z'n schrift, de ander in simple. Dat ligt maar weer net aan het niveau. Naast Engels geef ik ook wiskunde: optellen, aftrekken, delen en maal. Ik heb zelf leren tellen in het Singalees, dus dat is wel zo handig voor de jongens die de getallen in het Engels nog niet (volledig) kennen. Sommige jongens kunnen nog niet eens in het Singalees tellen of slaan voor het gemak een aantal getallen over, dus dat leer ik ze dan ook meteen. Mijn klasje werkt (meestal) graag. Laatst was het zelfs stil (!), was iedereen aan het werk en stond er niemand aan mijn tafeltje. Dat is wel een heel unieke situatie.

Mijn les begint over een paar minuten, dus ik ga snel naar ze toe!

Liefs, Bo

Mijn plek gevonden

Goede morgen!

Nu Rianne & Vincent vertrokken zijn, zit ik 's ochtends alleen op het overdekte terras te ontbijten. Of alleen..? In het bijzijn van talloze vrolijk fluitende vogels van de mooiste kleuren hap ik de zoete yoghurt naar binnen. Ik kan echt genieten van mijn curry-loze ontbijt. Twee mini-eekhoorntjes klauteren met luid gepiep door een palmboom. Een arend zweeft cirkelend door de lucht. Er landen drie donzige vogeltjes op de ballustrade. Ze kijken verlangend naar mijn bakje, maar ze zijn niet dapper genoeg en blijven op zo'n twee meter afstand toekijken. Niet veel later vliegen ze weg. Ik verwonder me nog over hun dikke donzige verschijning -ik zou toch denken dat vogels hier haast veerloos moeten zijn- als ik de zon zie opkomen.

Het terras is een ideale plek. Ik heb prachtig uitzicht over rijstvelden, tweeëndertig grazende waterbuffels en palmbomen. Ik kan ook het Don Bosco Boys' Home zien liggen. Het terras komt uit op een ruimte met in het midden een tafel en stoelen. Ik moet deze ruimte schuin oversteken om bij mijn slaapkamer te komen. Dit is de enige slaapkamer die boven is. Suji komt alleen boven om de was op te hangen. Beneden zijn er nog vijf slaapkamers, een centrale binnenkomst ruimte met twee stoelbanken en een laag tafeltje, een ruimte met een eettafel, wasbak en koelkast en een ruimte met de keuken: tegel aanrecht met kastjes en twee gaspitten. Ik heb het samen met mijn twee huisgenootjes pas één keer gebruikt, tijdens het koken van een maaltijd (5 verschillende curries) voor 22 gasten ter gelegenheid van de verjaardag van Suji.

Suji en Quinton, februari dit jaar getrouwd, zijn heel erg leuk. Een vrolijk maf gezellig stel. Hij noemt haar my wiper (mijn bezem), soessie (lijkt verdacht veel op sushi, maar dat kent hij niet) of karuppi (zwartje). Zij zegt dat hij zijn hersens is verloren sinds ze getrouwd zijn en noemt hem mental. Ze maakt daarbij het gekkengebaar, draait met haar ogen en zegt vervolgens ‘always crazy'. Suji is rustig en ingetogen, soms zelfs verlegen. Quinton is altijd bezig en een uitbundige verteller. We praten veel met elkaar over allerlei uiteenlopende onderwerpen: van het weer tot familie aangelegenheden. Ik leer ze Engels en Nederlands, zij leren mij Singalees en Tamil.

Ik heb er sinds kort een nieuwe huisgenoot bij: het broertje van Suji. Ze noemen hem altijd liefkozend Gobby, maar eigenlijk heet hij Tiru. Hij is 19 jaar en is hier om de jongens volleybaltraining te geven. Hij speelt zelf in het nationale volleybalteam van Sri Lanka.

Alle scholen zijn weer begonnen, maar niet alle jongens gaan naar school. Of beter gezegd: niet alle jongens mógen naar school. Degene zonder geboorteakte is het door de regering verboden naar school te gaan. Ik doe met deze jongens spelletjes en probeer wat met ze te kletsen. Meestal komen we niet veel verder dan
> ‘How are you?'
< ‘Mie fajn. Joe?'
> ‘I'm fine, thank you. Did you sleep well?'
[verwonderde blik]
> ‘Sleep...'
[hij knikt begrijpend]
> ‘Good?'
< ‘Ah, jèh.'

Ik wil deze jongens Engelse les geven als de andere op school zijn, maar ze moeten vaak klusjes doen. Ik help Quinton dan met zijn ronde langs de dieren of ga naar Anna Mary (door de jongens Mary Aunty genoemd), een klein 34-jarig vrouwtje dat het slaapvertrek van de jongste jongens ‘schoon' houdt, hun kleren wast en de bedden opmaakt.

Vanaf half 1 komen de eerste jongens terug uit school. ‘Hello Boow! Boooouuwwooooouuwww! [het geluid van het huilen van een wolf] Joe fajn?'. Al vanaf dag 1 maken ze hondengeluiden bij mijn naam. Ben ik blij dat ik eindelijk uit Nederland weg ben, waar iedereen zijn hond Bo noemt, krijg ik dit..! Bow betekent hier het blaffen van een hond. Ik leg ze uit dat ik niet Bow heet, maar Bo [biej oow] en schrijf mijn naam ter verduidelijking in het zand. Ze begrijpen me, maar het blijft leuk om me blaffend te begroeten. De werkelijke betekenis van mijn naam, vertelt Quinton later, is temple tree en verwijst naar de bodhiboom waaronder Buddha de verlichting bereikte. Die betekenis draag ik bij me.

Rond half twee zijn alle jongens terug en is het lunchtijd. Van 15.00 tot 16.00 moeten ze allemaal klusjes doen. Vaak zijn het heel onnozele klusjes als het gras vegen of gevallen blaadjes verzamelen. Daarna moeten ze zich wassen en is het tea time.

Ik ga na de lunch altijd even terug naar huis (het Welfare Centre is nu mijn huis: ik ben er thuis). Ik zak al zuchtend, enerzijds door de vermoeidheid, anderzijds door de hitte, in een van de lage stoelen op het terras en drink water, heel veel water. Ik luister naar de geluiden van de dieren om me heen. Het is hier nooit stil. Vanaf een uur of vier komen er reusachtige vleermuizen overvliegen. Ze hebben een spanwijdte van bijna één meter! Met mooie rustige slagen gaan ze snel en geruisloos door de lucht. Voordat ik weer terugga naar de jongens, neem ik een heerlijk frisse douche, altijd koud. Een warme douche kennen ze hier niet eens. Ik ben echt een douche-er en laat me niet afschrikken door het koude water. Ik zet de kraan vol open en de koude waterval dendert op me neer. Het is genieten. Ik merk, keer op keer, dat mijn lichaam zo heet is dat het water opwarmt, waardoor mijn voeten geen koud, maar lauw water over zich heenkrijgen.

Om 18.00 begint mijn les. Dit is de tijd dat de zon onder gaat. Om half zeven is het pikdonker. Mijn klasje bestaat uit voornamelijk small boys en een paar middle boys. Hun leeftijd varieert van 4 tot 11 jaar. Ik begin met het alfabet en de getallen van één tot en met tien (zowel uitspreken als schrijven). Ze zijn er maar wat druk mee. Meteen heb ik door dat hun niveau's gigantisch verschillen. Ook hun inzet verschilt enorm, maar toffees doen wonderen. Zelfs de meest drukke en onoplettende boys zijn nu ijverig aan het werk, opdat ze die ene toffee maar in handen krijgen. Ik loop het klaslokaal nog niet in of ze dolen al om me heen: ‘Toppiej toppiej? ... Toppiej toedeej? ... Maj! Maj! Toppiej! ... Toppiej maj?'.

Tussen kwart voor negen en negen uur ga ik eten: curry. Ik zal eerlijk zeggen dat de curries verschillen. Je kunt het zo gek niet bedenken of ze maken er curry mee. Er is altijd vis curry, meat of kip curry en groenten curry. Ik neem natuurlijk alleen van de laatst genoemde. Ik heb al acht soorten curries voorbij zien komen: pompoen, prei, linzen, ambrella, groene bonen, ui, aardappel en ei. Door het gebruik van andere groenten verandert de structuur wel, maar de basis, en daarmee ook de smaak, blijft hetzelfde: curry leaves.

Na het eten begeleidt Quinton me onder het schijnsel van een zaklantaarn naar het Social Welfare Centre. Hij vertelt me dat het hier 's avonds niet veilig is, ‘people no good, they think wrong'. Ik moet erom lachen, want de afstand van het Boys' Home naar huis is nog niet eens twintig meter. Toch ben ik stiekem ook wel een beetje blij. Quinton verbiedt me ook alleen op weggetjes naar de meer in het binnenland gelegen huisjes te lopen. Hij zegt dat de mensen er gevaarlijk zijn en dat er een kleine jungle is. Verwonderd en opgewekt zeg ik ‘Jungle..?! Cool!'. ‘No! Danger!', zegt Quinton streng terug met een blik in zijn ogen die lijkt te zeggen: ... als je het waagt, als je het waagt..!

's Avonds word ik zittend op het terras vergezeld door tientallen vuurvliegjes. Betoverend mooi! Krekels tjirpen uit volle borst. Sterren schitteren aan de hemel. Ik overdenk mijn dag.

Tot snel allemaal!

Liefs, Bo

Update.1

Hallo allemaal,

Eindeijk kan ik iets van me laten horen: internet krijgen (en laten werken) is een heel gedoe hier, maar het is me gelukt!

De vlucht verloopt probleemloos. Na de hele nacht niet geslapen te hebben, kom ik aan in Colombo. Tijdens de taxirit naar het station kijk ik mijn ogen uit: wat is het druk! Al het verkeer scheurt dwars door elkaar heen: brommers waar een heel gezin op rijdt (altijd dezelfde volgorde: kind, vader, baby, moeder), heel veel vrachtwagens, tuktuks (overdekte driewielscooters), busjes en auto's, fietsers en zelfs lopende moeders met kleine kinderen aan de hand. De enige regel die lijkt te bestaan is links aanhouden (jup, ze rijden hier links). Langs de kant van deze drukke weg staan allerlei kraampjes met onder andere groenten opgesteld.

Het autootje stopt voor een enorm wit gebouw met Fort Train Station erop. Ik betaal de vent en stap uit. Direct staat er een tandeloos oud mannetje voor me met enkel een verscheurde vieze doek om zijn middel. Hij wijst me waar ik een ticket kan kopen (! 50 rupees ≈ €0.32) en loopt met me mee naar het juiste perron. Daar haalt hij wat oude geplastificeerde foto's uit zijn tasje en vertelt dat het huis op de foto zijn pension is en vraagt of ik er wil komen voor een verbijf van 60 dagen. Slechts 500 rupees vraagt de oude man ervoor. Mijn antwoord is natuurlijk nee.

Ik moet zo'n 40 minuten wachten op de trein. Ondertussen vinden alle mensen op het perron mij heel interessant. Ze staren me aan. Ik voel me echt bekeken. Zo gauw ik naar ze kijk, veranderen hun strakke en vermoeide gezichten in een brede glimlach. Van achter een vrouw staat een klein jongetje me breed smilend aan te kijken. Zo schattig! Na overleg met zijn moeder komt het jongetje op me af. Met grote ogen kijkt hij me aan en vraagt ‘Wat joe neem?'. Ik vertel mijn naam en helemaal gelukkig keert hij terug naar zijn moeder. Zo gaat hij nog een paar keer op en neer en er ontstaat een klein gesprekje.

Wat is reizen met de trein ongelooflijk leuk! De coupé is helemaal volgestampt met mensen. Alleen langs de kanten zijn banken, dus ik plant mezelf met al mijn bagage in het midden van de coupé, gewoon op de grond. Het spoor loopt grotendeels langs de zee. De zee is woest! Prachtige golven met witte schuimkoppen komen drijgend op me af. Aan de andere kant zie ik huisjes, veelal vervallen. Als de mensen mij zien dan zwaaien ze of geven me handkusjes. Langs het spoor liggen kleren te drogen, uitgespreid over rotsen met stenen bewapend tegen de wind.

Ik heb geen flauw benul wanneer ik uit moet stappen, maar ik stop al snel met vragen ‘Maggona?', want ik krijg nooit een duidelijk antwoord. Alleen bij de wat grotere plaatsen staat er op het station een bordje met de naam. Ik heb een kaart van Sri Lanka bij me waar een aantal plaatsen op staan. Na een paar uur stopt de waggelende trein bij het plaatsje Panadura. Yes! Hij staat op mijn kaart! Met behulp van de afstand van Colombo tot Panadura en de tijd die de trein erover heeft gedaan, bereken ik globaal hoelang het nog duurt om in Maggona te komen.

In Maggona brengt een krakkemikkig busje me naar het Don Bosco Boys' Home. Ik heb alleen briefjes van 1000 rupees en de chauffeur heeft zogenaamd geen wisselgeld. Ik zou 900 rupees terug moeten krijgen, dus ik word flink afgezet. Op dit moment kan het me even niets schelen. Ik ben uitgeput en ik heb het super heet.

De Don Bosco jongens kijken nieuwsgierig toe hoe ik met mijn twee backpacks en hoogst waarschijnlijk een rode kop de trappen van het Don Bosco Boys' Home betreed , maar ze blijven op afstand. Rianne (24) en Vincent (26), een Nederlands stel, verwachten me al en brengen me naar Brother Marcus, the man in charge. Hij ontvangt me heel hartelijk, maar spreekt nauwelijks Engels. Rianne en Vincent showen me het Social Welfare Centre. Dit is een reusachtig pand, zo'n 50 meter van het Don Bosco Boys' Home, waar de vrijwiligers overnachten. Hier woont ook een Sri Lankaans stel, Suji en Quinton. Zij zijn altijd bezig op het terrein van Don Bosco. Het is een groot terrein. Er zijn verschillende gebouwen met verschillende doeleinden. Ze hebben ook varkens (en super schattige biggetjes!), een soort kalkoenen en parkieten. Er loopt ook een hond, Lassie.

De rest van de dag doe ik rustig aan en maak kennis met de jongens. Rianne en Vincent nemen me mee naar Kalutara, een plaatsje waar we boodschappen doen, zoals we ook de rest van de week vaak zullen doen.

Normaal zijn er 56 jongens, zowel Singalezen als Tamils, maar het is nog vakantie tot en met 4 september. De meesten brengen dan een tijdje bij hun familie door. Elke dag komen er weer wat nieuwe jongens bij. De Singalese school begint 5 september en de Tamilschool een week later.

Omdat het nog vakantie is, mag ik geen Engelse les geven. Ik maak me deze week nuttig door te helpen met het schuren en verven van de kerk. De jongens mogen dit niet doen. Ook breng ik veel tijd door met de jochies en probeer hun namen te leren (en te onthouden...).

Brother Marcus, 64 jaar, kan niet alleen voor de kids zorgen, dus helpen nog twee andere Brothers en een uncle hem: Brother Gnanamgnanapragasam (we mogen hem Brother Gnanam [njaanam] noemen), Brother Thomas en Uncle ‘Stok' -ik heb geen idee hoe hij heet, maar hij heeft altijd een stok bij zich...-.

De dagen zijn hier, zelfs in de vakantie, regelmatig en strak. 's Ochtends gaan de jongens naar de kerk en ontbijten ze (rijst met curry), daarna moeten ze van 08.00 tot 12.00 werken. Ze krijgen allerlei klusjes, zoals onkruid wieden, rijst drogen en vertrekken schoonmaken. Om 13.00 gaan ze lunchen (rijst met curry) en hebben ze vrije tijd, tenzij een van de Brothers een klus voor ze heeft. 17.00 is tea time; hele vieze thee met ongelooflijk veel suiker en melk. Na de thee gaan ze zich wassen in een stenen bak met water. Daarna hebben ze nog even vrije tijd en om 19.30 gaan ze avondeten (rijst met curry). Na het eten moeten ze direct naar bed, behalve op zondag, dan gaan ze eerst nog naar de kerk. Als de jongens 's avonds welterusten hebben gezegd tegen (een van) de Brothers, dan is het strikt verboden met ze te praten. Ik mag ze ook niet naar bed brengen of slaapliedjes met ze zingen.

Ze eten hier dus alleen rijst met curry. Zelf krijg ik dat 's ochtends echt niet naar binnen, dus ontbijt ik in het Welfare Centre. Rianne en vooral Vincent zijn de curry helemaal zat, dus we hebben twee keer zelf gekookt en zijn twee keer uiteten geweest bij BNC, een restaurantje dt wat meer zuidelijk is gelegen in Beruwala. We zijn eigenlijk altijd samen of ik ben met een van hen. Ze zijn ontzettend leuk en gezellig. Zij gaan vanaf vandaag reizen door Sri Lanka, dus alles zal ineens anders zijn. Ze hebben me gevraagd om mee te gaan, maar ik begin deze week net met mijn lessen. Ik kan ze altijd nog achterna reizen als ik me bedenk.

Dit is het even voor nu.

Tot snel!
Liefs, Bo

Nog maar een paar uur...

Hallo lieve mensen,

Vandaag is het zover. Rond 12 uur vanmiddag stap ik in de auto opweg naar Brussel. Vanaf daar heb ik een rechtstreekse vlucht naar Colombo.

JetAirFly
Vertrek - 18.05
Aankomst - 08.00

In Colombo is het 3½ uur later, dus voor jullie is het dan pas 04.30. Hopelijk liggen jullie op dat tijdstip nog heerlijk te knorren in jullie bedjes.

Ik vond het makkelijk om te bedenken wat ik allemaal mee wil nemen, maar zó moeilijk om te besluiten wat ik thuis laat. Nu liggen mijn beide rugzakken volledig volgestampt en dichtgeritst te wachten tot ik ze mee op reis neem. Ik besef nu dat ik de afgelopen weken wat powertraining had moeten doen, want de grote packpack weegt 15kg. en de kleine 6kg. Als je mij ziet lopen met die rugzakken zal je begrijpen waarom: een huge pack met twee beentjes eronder.

Mijn eerste bestemming is het Don Bosco Boys’ Home in Maggona; dat ligt 91 kilometer van het vliegveld. Ik ga er naar verwachting een behoorlijk lange tijd over doen om er te komen. Ik heb gehoord dat daar geen internet is, dus het zal nog even duren voordat ik mijn volgende blog post.

Tot dan!
Liefs, Bo